Vorige week vrijdagochtend onderweg naar mijn werk. Mevrouw!’ Ik keek verbaasd opzij over de rij taxi’s heen. ‘Mevrouw, niet teveel nadenken hoor. Het komt allemaal goed!’ riep totaal onverwacht een jonge chauffeur die met wat collega’s stond te babbelen op het Jaarbeursplein. Ik glimlachte en liep door naar mijn werk. ‘Echt hoor!’ riep hij er hoopgevend achteraan. Dacht ik toch dat door mijn vrolijke outfit en ferme stap voor de buitenwereld onzichtbaar was wat mijn gemoed bepaalde – sterker nog, dacht er net even níet aan. Uit een filmscript zou de scène acuut geschrapt zijn als totaal ongeloofwaardig. Maar wat mooi. Ik kon mijn tranen niet bedwingen.

Familiegesprek vrijdag, eh nee donderdag
Een kleine week en heel veel nadenken later: donderdagochtend krijgt Krijn de vraag of vrijdag van 5 tot 6 uur akkoord is voor het komende familiegesprek. Belt me of dat ons uitkomt.  ‘Jazeker, natuurlijk, is goed. Geef maar door Krijn.’ Een uur of wat later belt een verpleegster me op mijn werk: ‘kan het ook vanmiddag om 5 uur, want dat komt dokter K. beter uit en als Krijn vanavond nog weg zou mogen, dan is dat ook wel zo handig’. Snel Robin gebeld of hem dat ook zou lukken. Ja, het kan – zo’n gesprek is immers veel belangrijk dan een vergadering.

Ergens rond half 3 gaat mijn telefoon weer. Of het ook om 4 uur kan, ‘want dokter K. moet om 5 uur ergens anders zijn.’ Nou, dat werd behoorlijk krap – maar zou net moeten lukken. Robin is in Roosendaal (bij de Belgische grens), springt in de auto en vertrekt direct; ik rond half af waar ik mee bezig ben, verontschuldig me bij mijn collega’s en haast me naar de bus. Snel snel allemaal. Perfect getimed: hijgend kwamen Robin en ik vrijwel gelijk aan bij de liftdeur in het AZU. Om 15.58 uur. Gered!

Hollen, wachten en van wal
Ja, wij wel… Toen volgden er nog een half uur wachttijd op dokter K. Balen en bepaald bloeddrukverhogend. Plots kwam ze – met de zaalarts en verpleegster in haar kielzog – binnen. Na een korte begroeting zonder specifieke verontschuldiging deelde ze meteen maar mee dat ze eigenlijk om half vijf weer weg moest zijn. Tijd om daar verder over na te denken was er niet. Ze stak direct van wal.

Zittend op het bed gaf ze een duidelijke samenvatting van hoe het gegaan was afgelopen week. Het ontwateren was gelukt. De screening was positief afgerond. Alle onderzoeken gaven bemoedigende uitslagen. Nieren goed, longen goed, geen afwijkingen in slokdarm en maag, lever nog wel goed genoeg waarschijnlijk. Conclusie: Krijn is eigenlijk momenteel optimaal in vorm om een transplantatie te ondergaan. Het advies is dan ook dat hij nu op de wachtlijst gezet wordt.
En Krijn, hoe voel jij je?‘ Waarop Krijn uitgebreid begint uit te leggen dat hij zich erg goed voelt, gelukkig geen last meer heeft van zijn buik nu die weg is. Voelt dat hij weer veel meer kan. Dat zijn conditie nog niet helemaal terug is, maar dat hij daar thuis verder aan wil werken. Dat hij hoopt dat alles weer beter gaat worden. En dat hij daar eigenlijk ook veel vertrouwen in heeft.
Zijn mooie optimisme vult even de ruimte, maar wordt niet gedeeld door de andere aanwezigen. Lastig, heel lastig.

Objectiveren met inspanningstest
Zonder pauze pakt dokter K. het weer over: ‘Je hebt vanmorgen je lasix nog intraveneus gekregen en vanmiddag oraal. Als oraal aanslaat – dat willen we morgen nog wel controleren – kun je wat mij betreft morgenavond met ontslag. Of anders zaterdagochtend.’  (Oftewel: als je plaspillen goed werken, kun je naar huis.) ‘Over hoe goed je je voelt. Ik denk dat het verstandig is om een inspanningstest te doen. Ja, als we die nog voor de Pasen doen, dan kunnen we objectief constateren hoe het daarmee staat. Want als je gelijk hebt en je conditie zit bijvoorbeeld rond de 70% van een gezonde 17-jarige, dan is dat mooi. Maar als het maar 50%, of zelfs bijvoorbeeld 30% zou zijn, dan moeten we misschien toch verder kijken.‘ Tegen de zaalarts: ‘regel het maar.’ Niet in discussie gaan, niet zijn woorden in twijfel nemen. Objectief gaan bekijken. En met een blik op de klok ‘Eh, eigenlijk had ik dus al weg moeten zijn, heeft u nog vragen?’

Ja, wel honderd natuurlijk… We stellen de vooraf verzonnen vragen over naar school gaan – is dat te inspannend? En hoe zit het met infecties – hij reist in de spits in volle treinen. Dokter K.: ‘Niet naar school voor de inspanningstest is gedaan. Infectiegevaar – tja, dat is bijna niet te voorkomen. Wellicht kun je op een andere manier reizen.’ Ze staat op, excuseert zich en laat de zaalarts en verpleegster achter om antwoord op andere prangende vragen te stellen.

Vakmatig hoog zitten
Nou, eerst moeten we even stoom afblazen! Twee keer op hun verzoek de afspraak verzetten – en ons dan in 10 minuten afserveren. Dat voelt niet fijn bij dit soort gesprekken. Dat maken we even heel duidelijk, eufemistisch gezegd. Laat er overigens aan de andere kant geen twijfel over bestaan: we hebben haar vakmatig gezien wel degelijk hoog zitten. Hoe ad rem ze reageerde op Krijns verhaal, was bewonderenswaardig. De arts en verpleegster nemen meer dan uitgebreid de tijd voor ons. En de eerstvolgende poli-afspraak zal ook extra lang ingepland worden.

Positief: zaterdagochtend mee naar huis gekomen
Gelukkig kan ik dit blog positief eindigen: nadat we vrijdagavond tegen middernacht nog een sms kregen dat hij koorts had en bloed moest laten prikken, mochten we hem zaterdagochtend toch ophalen. Krijn is nu thuis en ligt in zijn eigen kamer onder een nieuw dekbed heerlijk te slapen. Na twee weken en twee dagen ziekenhuisopname. Dinsdag bloedprikken bij de huisarts voor onder andere het kaliumgehalte en donderdag weer naar het AZU voor de inspanningstest.